← Back to portfolio
Published on

Bijzaak wordt hoofdzaak (KIJK)


Als het niet zo'n ernstige zaak was, zou je het een spannende whodunnit kunnen noemen: de raadselachtige bijensterfte die ruim een decennium geleden begon en inmiddels een handvol hoofdverdachten kent. Wie lukt het om tijdig de schuldige te ontmaskeren? 
Het is nog vroeg in de ochtend in de Zuid-Chinese provincieSichuan, op de grens met Tibet. Grote perenboomgaarden staan in bloei en wittebloemen vullen het zicht zo ver de horizon strekt. De ochtendmist trekt net open hangt nog vlak boven de boomtoppen. Waar bloeiende perenbomen in de rest vande wereld een kakofonie van geluid zijn, is het hier ijzig stil. Geen gezoem,geen gefladder, niks.
Als de klok zeven slaat wordt de stilte plotselingdoorbroken. Tientallen Chinese arbeiders, sommigen nog schoolkinderen, lopen degaard binnen, met in hun ene hand een doorzichtige glazen pot en in de andereeen provisorische plumeau van samengebonden vogelveren. Bij elke boom die degroep passeert, klimt er een iemand in. Balancerend op de nog broze takken,openen de arbeiders hun potten met stuifmeel en dopen de plumeau erin. Voorzichtigstoffen ze de honderden bloemen per boom een voor een af. Na een dag hebben zeslechts een fractie van de gaard gedaan, morgen weer een dag.
Het is het schrikbeeld van Europese en Amerikaanse tuindersen boeren, deze handbestuiving. Want ook hier lijkt dit dichterbij te komen. Dereden: het gaat in het Westen slecht met de insecten die planten en bomenbestuiven en zonder hen wordt bestuiven mensenwerk. Een halve eeuw geledenleunden boeren voor hun bestuiving nog op honderden verschillende wildebestuivers, zoals de wilde bij en de hommel, maar door de teloorgang van denatuur en de opkomst van de intensieve landbouw verdween een groot deel van dezeinsecten en bleef er nog maar een over: de honingbij. Op dit moment zijnwesterse boeren voor 50 tot 80 procent van hun bestuiving afhankelijk van hetdier dat wetenschappers kennen onder de naam Apis mellifera.
Dode bijen
En nu lijkt ook deze honingbij aan de beurt om het loodje teleggen. Vlak na de millenniumwisseling deed zich wereldwijd voor het eerst hetfenomeen voor dat later werd gedoopt tot het Colony Collapse Disorder (CCD): waarnormaal gesproken ongeveer 10 procent van de bijenkolonies die winter nietoverleeft, verveelvoudigden die percentages zich opeens vanaf ongeveer2002-2003. “De sterftepercentages verschillen enorm per gebied en per jaar,”zegt Tjeerd Blacquiere, bijenonderzoeker bij Plant Research International, eenbedrijf gelieerd aan Wageningen Universiteit. “In Nederland was 2010 hetslechtste jaar, met een sterfte van 30 procent, in de Verenigde Staten zijn erjaren waar tot lokaal tot wel 60 procent de winter niet doorkomt.” 
De sterfte van de bijen bedreigt de land- en tuinbouw. “Hetborreltafelverhaal dat als de bij uitsterft, de mens in een paar volgt is eenmythe,” zegt Michiel van Geelen, landbouwexpert bij Greenpeace. “Veelbasisvoedselproducten als graan en rijst worden bestoven door de wind, diekunnen zonder de bij.” Maar voor de meeste groenten, fruit en noten zijn welbijen nodig. Zonder hen worden onze maaltijden dan ook een stuk kariger.“Scheurbuik, veroorzaakt door een gebrek aan vitamine C, zou zo maar eens weerzijn intrede kunnen doen,” grinnikt van Geelen. Geschat wordt dat ongeveer eenderde van ons voedsel afhankelijk is van bestuiving. Mocht dat allemaal met dehand bestoven moeten worden, dan kost dat Amerika alleen al 90 miljard euro.Per jaar.
Er is er dus veel aan gelegen om de oorzaak van debijensterfte te vinden en die aan te pakken. Maar dat blijkt makkelijker gezegddan gedaan. Er zijn zoveel mogelijke oorzaken, dat het moeilijk is om de echte schuldigeaan te wijzen. Pesticiden, mijten, bacteriële en virale ziektes en een gebrekaan voedseldiversiteit lijken allemaal hun invloed te hebben op het wel en weevan de bij, en wetenschappers steggelen er al jaren over welke oorzaak nu hetbelangrijkst is en wat nu de beste manier is om het tij te keren.
Insectenverdelgers
Een van de eerste en nog steeds meest prominente verdachtenvan de bijensterfte is een nieuwe klasse van insectenverdelgers, deneonicotinoiden. Die bestrijdingsmiddelen kwamen in de jaren ’90 op de markt engroeiden sindsdien uit tot een van de meest gebruikte verdelgingsmiddelen in delandbouw. Ze worden veel gebruikt als zaadcoatingsmiddel, waarbij zaden in hetmiddel worden gedoopt voordat ze de grond in gaan. Van daaruit verspreidt het verdelgingsmiddelzich door de plant, en komt zo ook in nectar en stuifmeel, waardoor bijen ermeein aanraking komen. Maar ook stofwolken tijdens het inzaaien verspreiden hetmiddel.
 In Frankrijk, waar debijensterfte eerder optrad dan in andere landen, waren imkers er al eind jaren’90 van overtuigd dat neonicotinoiden de oorzaak waren van hun dode bijen.Jeroen van der Sluijs  universitair hoofddocentNieuwe Risico’s aan de Universiteit van Utrecht sluit zich bij hen aan: “Neonicotinoidenzijn gemaakt om insecten te verdelgen, het mag geen verrassing heten dat ook debij daar het slachtoffer van wordt. De bijensterfte valt bovendien samen met deopkomst van deze klasse van verdelgingsmiddelen,” zegt hij.
Van der Sluijs maakt zich vooral grote zorgen over dezogenaamde subletale effecten. “Het gebruik van neonicotinoiden is aan regels gebondenom er voor te zorgen dat bijen niet snel met de dodelijke dosis in aanrakingkomen. Maar het blijkt dat er ook in lagere concentraties schadelijke effecten optreden,die CCD wellicht kunnen verklaren. Dat is niet onderzocht voordat de middelende markt op kwamen.” Van der Sluijs verwijst hier bijvoorbeeld naar eenonderzoek van afgelopen jaar, waarin bijen voorzien werden van een RFID-chip omhun vlieggedrag te monitoren. Na blootstelling aan de pesticiden bleken bijeneen stuk moeilijker de weg terug vinden na een zoektocht naar nectar in hetopen veld. In een andere studie van dit jaar ontdekten Engelse wetenschappersvan de Universiteit van Nottingham dat de ontwikkeling van bijenlarvenverstoord raakte na blootstelling aan neonicotinoiden. Dat zorgde voor eenminder goed werkend immuunsysteem, waardoor de bijen vatbaarder waren voorallerlei ziektes. Al deze subletale effecten zorgen voor een zwakkere bijenpopulatie,die daardoor de winter niet doorkomen, zo is de theorie.
De gecombineerde resultaten van deze en andere studiesleidden er toe dat de Europese Unie een moratorium, een tijdelijk verbod,instelde op sommige toepassingen van neonicotinoiden, dat in december van ditjaar ingaat. Van Geelen is blij met het verbod, maar zet ook stevigekanttekeningen. “Het verbod duurt maar twee jaar, veel te kort om uit te zoekenof het echt een verschil maakt. Het middel is bovendien persistent, watbetekent dat het lange tijd in de natuur blijft. Bijen blijven daarom dekomende jaren nog steeds blootgesteld.” Ook is hij ontevreden over de veleuitzonderingen die het moratorium karakteriseren. Zo mag het middel nog welgebruikt worden bij niet-bloeiende gewassen en is ook de glastuinbouw gevrijwaardvan het verbod. “Uiteindelijk valt in Nederland maar 15 procent van het gebruikbinnen het verbod.”    
Destructieve mijt
Toch is de link tussen neonicotinoiden en CCD nietonomstreden. Een land als Australië bijvoorbeeld, heeft minder last van debijensterfte, terwijl er wel kwistig gebruikt gemaakt wordt vanneonicotinoiden. Aan de andere kant legde Frankrijk sommige toepassingen al in1999 aan banden, maar heeft de bijenpopulatie zich nog niet hersteld. Blacquiereis dan ook niet overtuigd, volgens hem zijn er nog niet genoeg bewijzen om deneonicotinoiden als schuldige aan te wijzen. “Veel van de experimenten die depesticiden als oorzaak noemen, gebruiken veel te hoge concentraties die je inhet veld nooit tegenkomt. Dat geldt ook voor de studie waar de bijen de wegniet terug konden vinden,” zegt hij. Blacquiere verwijst bovendien naar eenvolgens hem elegante studie waarin een Engels, Frans en Amerikaans consortiumvan wetenschappers alle kennis rond neonicotinoiden en de bijensterfte op eenhoop gooien en waaruit zij, zij het zeer voorlopig, concluderen dat dezebestrijdingsmiddelen een onwaarschijnlijk oorzaak zijn van CCD.
Volgens Blacquiere ligt de schuld veel meer bij dezogenaamde varroamijt, een parasiet die sinds de jaren ’80 een verwoestendeuitwerking heeft op bijenpopulaties. De mijt komt oorspronkelijk uit Japan,Korea en Vietnam, maar heeft zich de afgelopen decennia, mede door deglobalisering die ook de imkerij treft, razendsnel verspreid over de wereld.Met zijn kaken bijt het insect zich vast in bijenlarven en blijft vervolgens vastzitten tot het dier volgroeid is. De bij raakt door de mijt verzwakt, maar nogdestructiever is dat varroa allerlei bacteriën en virussen overdraagt die debij infecteren en omleggen. Het Israeli Acute Paralysis Virus (IAPV), datverlammingen veroorzaakt, en het Deformed Wing Virus (DWV), dat totvleugelmisvormingen leidt, zijn beide bijvoorbeeld veelvuldig gevonden inkolonies die aan CCD ten onder gingen.  
Lange tijd kon de mijt bestreden worden met allerleimiticides, mijtenverdelgers, maar door de korte levenscyclus werd varrao snelresistent tegen deze middelen. De resistentie tegen fluvalinaat, het laatstechemische verdelgingsmiddel, viel tegelijk met het begin van de sterfte. Numoeten imkers natuurlijk middelen, zoals oxaalzuur en thymol, een olie uit tijm,gebruiken. Toediening gebeurt via een arbeidsintensief protocol, dat vrijprecies komt. “Varroabestrijding is een taak van de imkers zelf. Als je zegtdat de oorzaak daar ligt, dan val je de imkers aan op de manier waarop zij hunbijen houden, dat wordt je niet in dank afgenomen. Voor imkers is het prettigerom de schuld buiten zichzelf, bij de pesticiden te kunnen leggen,” zegt Blacquiere.“Toch hebben we gemerkt dat imkers die heel nauwgezet aan varroabestrijdingdoen, beduidend minder wintersterfte hebben.”
Gevaarlijke wisselwerking
Van der Sluijs onderkent de destructieve rol die varroaspeelt, maar vindt dat Blacquiere zich te veel op de ziektes alleen focust.Volgens hem zijn imkers capabel genoeg en is de imkerij niet in die mate veranderddat het opeens de massale bijensterfte kan verklaren. Waar beide wetenschappershet wel over eens zijn is dat de twee oorzaken elkaar kunnen versterken.Bestrijdingsmiddelen zorgen voor een verzwakt immuunsysteem, waardoor bijenvatbaarder zijn voor ziektes. Andersom geldt hetzelfde: zieke bijen komen al inde problemen bij een lagere concentratie pesticiden dan gezonde bijen. Maar ofhet dan specifiek de neonicotinoiden zijn die dit versterkende effect hebben isvoer voor controverse. In raten worden soms wel meer dan tien verschillende soortenverdelgingsmiddelen gevonden. Een recente studie van een van Amerika’s meestprominente bijenonderzoekers, Dennis vanEngelsdorp van de Universiteit vanMaryland, vond bijvoorbeeld juist een verband tussen bepaaldeschimmelbestrijdingsmiddelen en de vatbaarheid voor ziektes. Het laatste woordzal er nog niet over gesproken zijn.  
En om het allemaal nog complexer te maken, is er nog eenderde oorzaak, waar alle wetenschappers het wel over eens zijn: het gebrek aanvoedseldiversiteit. Door de opkomst van monoculturen hebben bijen vaak maar eengewas per periode om stuifmeel en nectar uit te halen. Soms zitten er wekentussen de bloei van het ene gewas en het andere en zijn er geen wilde bloemenmeer om de tussentijd te overbruggen. Dat levert verzwakte bijen op diegevoeliger zijn voor ziektes en voor de effecten van bestrijdingsmiddelen. “Hetontwikkelen van wilde akkerranden, met daarin een diversiteit aan bloemen doorhet voorjaar heen, is hiervoor een oplossing,” zegt van Geelen. “In Nederlandwordt dat steeds meer gedaan, maar het is nog niet in heel Europa gemeengoed.”   
De drie mannen zijn het er over eens dat al deze oorzaken opelkaar inwerken, maar verschillen van mening welke nu het sterkste effectheeft. Wel gaan ze er alle drie van uit dat de bij niet gered is met het aankomendemoratorium, helemaal niet in de huidige vorm. Daarvoor is er, zoals dat inbeleidsjargon zo mooi heet, een meer integrale aanpak nodig. En vooral ook meerkennis over de bij. Het is te hopen voor de bij – en daarmee voor ons - dat datop tijd gaat komen. Anders wacht ons hetzelfde lot als de Chinezen. Of moetenwe het doen met een kale maaltijd met alleen aardappelen of rijst.
[Kader:] De stad alsredding
Er is een grote paradox gaande in bijenwereld. Staat normaalgesproken de stad bekend om zijn natuurvernielend kracht en het platteland voorruimte en een gezonde levensomgeving, zo niet voor de bij. Want waar de bijenop het platteland en masse sterven, gaat het met de stadsbij een stuk beter.Tjeerd Blacquiere, zelf ook imker, heeft zijn bijen aan de rand van Aalsmeerstaan en heeft nog nooit last gehad van het Colony Collapse Syndroom, zo vertelthij. En hij is niet de enige. De belangrijkste reden is volgens Blacquiere desoortenrijkdom, die verrassenderwijs groter is in de stad dan op hetplatteland. Door de hele stad staan parken vol met bloemen en wordengeveltuintjes aangelegd met een grote diversiteit aan bloemen en planten. Datzorgt ervoor dat er altijd wel iets in bloei staat, wat de stad een walhallamaakt voor de bij. Ook wordt er in de stad nauwelijks op grote schaal gebruikgemaakt van pesticiden. Gezamenlijk zou het de stad wel eens de redder van debij kunnen maken.